jtemplate.ru - free extensions for joomla

 

 

Zo zie je - Agenda 

 

 

Cursus in bibliotheek Weert

'Schrijf met Esther: Creatief schrijven'

Vrijdagmiddagen van 13.30 - 16.00 uur

2023

29 sept. - 13 okt. - 27 okt. -

10 nov. -  24 nov. - 8 dec. 

Reservedata: 15 dec. & 12 jan.

Inschrijven via Agenda Bibliotheek Weert 

Sept. 23 - Schrijf met Esther: 'Creatief schrijven'' - informatie & aanmelden

 

 

Cursus in bibliotheek Weert

'Schrijf met Esther: Creatief schrijven'

Vrijdagmiddagen van 13.30 - 16.00 uur

2024

19 jan. - 2 febr. - 23 febr. -

8 mrt. -  22 mrt. - 5 apr.

Reservedata: 12 apr.

Inschrijven via Agenda Bibliotheek Weert 

Januari 24 - Schrijf met Esther: 'Creatief schrijven'' - informatie & aanmelden

 


Kriskras kras terug

fladdert de bonte vlinder

haar herfst tegemoet

© Esther van der Werf

 

 

 

Een kaarsje...

 

Of er iemand daarboven persoonlijk zit te kijken voor wie ik een kaarsje aansteek? Het zou mooi zijn. Maar nee, dat is me toch net iets te veel om te kunnen geloven. Degene zou gek worden van alle boodschappen vanaf deze aarde. Waarom doe ik het dan toch? En zo vaak? En meestal zonder dat degene voor wie ik het kaarsje opsteek het weet?  Het heeft te maken met hoop. Hoop dat er ergens toch die iemand is die wij God noemen en dat die het allemaal wel zal komen fiksen, wat ook de reden tot het kaarsje is.  Rijbewijs halen, examens, ziekte, en zoveel meer, ik steek een kaarsje aan. Ik hoop dat dingen goed komen. Ik hoop dat het helpt dat ik aan iemand denk.

Enkele maanden geleden kreeg ik van één van ‘mijn’ schrijfsters in het Toon Hermans Huis Sittard het verzoek haar op een bepaalde dag, op een bepaald tijdstip licht te sturen. Ik was volkomen onthutst. ‘Hoe werkt dat dan en wat doe ik dan voor je?’: mailde ik haar. Haar antwoord was magisch: Als ik aan haar denk, dan helpt dat. Ik dacht aan haar en stuurde haar het licht zoals zij me vroeg. In gedachten. Haar geloof ontroerde mij. Haar lef om te vragen ontroerde mij. Of ik denk dat het feitelijk helpt haar te genezen? Is dat relevant? Op datzelfde tijdstip stak ik een kaarsje voor haar aan. Mijn gebruikelijke manier van licht sturen, hoop houden en om steun vragen. Een kaarsje, altijd bedoelt voor een ander, helpt mij te geloven dat daar waar ik niet feitelijk iets kan doen, ik wel kan steunen door hoop en licht te ontvlammen. Dat troost mij dan weer. Soms helpt het ook om machteloosheid toe te geven. Vaak zijn we overgeleverd aan andere machten. Het licht ontsteken is voor mij ook een symbool van het uit handen geven. Aan wie of wat? Daar heb ik geen zekerheid over.

Het valt me op dat hoe ouder ik word, hoe vaker ik een kaarsje ontvlam vanwege zeer ernstige zaken. Komt het door mijn levensfase dat het meer op mijn pad komt? Komt het door mijn toenemend voelen dat niets vanzelfsprekend is? Steeds vaker geniet ik intens van kleine lieve gebaren van mensen om mij heen, maak ik me niet meer druk om degenen die er niet voor me zijn.  Als je nog maar even te leven zou hebben, wat is dan belangrijk? Toen ik in mei dit jaar in het ziekenhuis in de gaten kreeg dat het wel eens heel fout af kon lopen vertelde ik het de directe mensen om me heen en belde de drie belangrijke die er niet bij konden zijn. Ik, die altijd dacht hele verhalen te moeten vertellen (en dat ook doe als ik de tijd heb, zoals u nu merkt), wist dat er maar één ding gezegd moest worden: ik houd van je! En ik wist zonder te vragen, dat zij voor mij een kaarsje opstaken. In de koestering van hun licht ging ik de spoedoperatie in. Als het mis was gegaan was ik met de kracht en warmte van hun liefde vertrokken. Toen ik wakker werd aan deze levende kant, was mijn hele wereld anders. Veel ballast verdween en wat bleef was het licht van al die kaarsjes: de hoop en de liefde.

© Esther van der Werf - 26 september 2016

 
 
esthervanderwef blog
 




24-04-2020

Philo Franssen

 

De evacuatie.

 

Als ik door Herkenbosch rijd, word ik overvallen door een gevoel van verlatenheid. De avond valt en het langzaam afnemende licht geeft een beklemmende sfeer. Mijn dorp is een spookdorp geworden. Gelukkig houdt de politie alles in de gaten. Ik denk dat ons dorp wel eens voer voor inbrekers zou kunnen zijn. 

Ik moet even naar huis om medicijnen te halen. In de hectiek van de plotselinge evacuatie in de nacht van dinsdag op woensdag heb ik niet goed kunnen nadenken. Ik herinner mij dat ik dacht dat ik morgen wel weer thuis zou zijn.

 

De brand in natuurgebied De Meinweg is maandagmiddag begonnen. De grond is kurkdroog. In de loop van dinsdag is de wind gaan liggen. De enorme rookwolk die boven ons dorp hangt, zakt daardoor naar beneden. De hoeveelheid koolmonoxide in de lucht wordt gemeten.

’s Avonds is deze zo hoog dat de gezondheid van de inwoners gevaar begint te lopen. En omdat koolmonoxide een sluipmoordenaar is, vindt burgemeester mevrouw De Boer, dat ze niet langer kan wachten. Dinsdagavond besluit ze tot evacuatie van het hele dorp. Zij weet niet en wij weten niet voor hoelang.

 

Aan het begin van dinsdagavond worden in alle rust en stilte de bewoners van Woon-Zorg-Centrum Bosscherhof geëvacueerd, negenentachtig personen. Er moet rekening worden gehouden met de regels tegen de verspreiding van het coronavirus. Mensen moeten daarom in de bus die hen vervoert minstens anderhalve meter uit elkaar zitten. De ouderen worden naar twee prima hotels gebracht in Roermond, waar ze in fijne bedden en mooie kamers worden opgevangen. Hun verzorgers gaan met hen mee.

De rest van het dorp volgt. Wij, alle tweeënveertighonderd inwoners van Herkenbosch, worden in fasen geëvacueerd. Ik ben rond middernacht aan de beurt. Als ik mijn vriendin in Sint Odiliënberg om twaalf uur bel krijg ik een slaapdronken stem aan de telefoon. In gedachten zie ik haar, de haren recht overeind en de ogen half dicht. ‘Ja natuurlijk’, zegt ze slaperig, ‘kom maar gauw’. Snel pak ik een tasje in met wat spullen voor één dag. Dat moet genoeg zijn. Rond een uur ben ik bij haar. Ik word met open armen ontvangen. Ik had gevraagd of ik op de bank mocht slapen. Zij had een beter idee. Ze heeft snel het logeerbed klaargemaakt en ik krijg een heerlijke kamer met een heerlijk  bed. We zijn allebei klaarwakker. We praten en drinken nog wat en gaan naar bed. Rond vier uur val ik eindelijk in slaap.

 

De brand laait voor de tweede keer op. Het vuur smeult onder de heide door en telkens stijgen er rookwolkjes uit de grond op. Er vliegt een infrarood-drone boven het gebied om nieuwe brandhaarden te zoeken. De brandweer uit omringende dorpen en uit Duitsland en België is met tientallen blusauto’s aan het werk. Een groot probleem is dat er geen wateraansluitingen zijn in het bosgebied, waardoor er water gehaald moet worden uit een meertje, twee kilometer verder, net over de Duitse grens. Tankauto’s van de brandweer rijden af en aan om water te halen. Na verloop van tijd worden er ook twee Chinook-helikopters en een kleinere Cougar-helikopter van defensie ingezet.  

 

Alle inwoners van Herkenbosch zijn dinsdagnacht hals-over-kop, maar rustig, vertrokken. Meerdere mensen hebben daardoor onvoldoende spullen meegenomen. Ik heb slechts medicijnen bij me voor een dag. 

Ik wil graag even naar huis om medicijnen te halen. Dat kan op woensdagavond. Op de televisie heb ik gehoord dat je naar de sportvelden aan de rand van het dorp kunt gaan. Van daaruit word je door een politiebusje naar je huis gebracht om je spullen te pakken. Het busje brengt je vervolgens terug naar de sportvelden, waar je auto staat.

Bij de sportvelden staat een enorm lange rij wachtenden. Ze hebben allemaal het een of ander vergeten en willen even naar huis. Terwijl ik achteraan in de rij ga staan, zie ik de Chinook-helikopters vliegen en hoor ik ze door de lucht denderen. Eronder hangen enorme zakken met water, die in het meertje vlak over de grens met Duitsland zijn gevuld. Later hoor ik dat de inhoud van elke zak zo’n tienduizend liter water is. De heli’s die de zak boven De Meinweg net geleegd hebben vliegen de andere kant op, terug naar het meer.

Omdat het vuur onder de heide doorsmeult maken de helikopters samen met de brandweer de bodem zo nat mogelijk. Drie helikopters vliegen af en aan. Mensen in de rij maken foto’s. Het stotende geluid van de heli’s herinnert mij aan de indrukwekkende en realistische film over de Vietnam-oorlog, Apocalypse Now uit 1979, met Martin Sheen en Marlon Brando. In die oorlog werden ook Chinooks gebruikt.

Defensie heeft ook nog twee Leopardtanks laten aanrukken. ’s Avonds zie ik op de televisie een tank aan het werk. Hij maakt een brandgang van zes meter breed in het bos, die de brand moet tegen houden. Met grof geweld walst de tank alles wat hij op zijn weg vindt plat. Er is geen tijd en er zijn geen mensen genoeg om brandgangen te maken met een elektrische boomzaag.

 

Rustig wacht ik op mijn rit met een politiebusje, dat mij naar mijn huis zal brengen. Er mogen telkens twee mensen mee. Vanwege het coronavirus moeten de mensen anderhalve meter afstand houden. Er rijden drie van deze busjes op en neer naar het dorp.

Terwijl ik wacht, beantwoord ik apps en mails van familie, vrienden en vriendinnen die zich bezorgd afvragen hoe het met me gaat en of ik wel een goede slaapplek heb gevonden. Hun medeleven doet mij erg goed. Ook houd ik in de gaten of ik wel anderhalve meter van mijn medewachtenden af sta.

Na een half uur maak ik samen met andere wachtenden een schatting hoelang we nog zullen moeten wachten. We denken nog zo’n anderhalf uur.

Vooraan in de rij wordt geklaagd bij de politie over de gehanteerde aanpak. Een tijdje later komt er een oplossing voor het lange wachten.

De nieuwe aanpak is, dat we allemaal tegelijk met onze eigen auto naar ons huis mogen rijden, dat er maar een persoon in de auto mag zitten, dat de politie ons kenteken noteert, dat we maximaal een half uur mogen blijven en dat we via de Melickerweg het dorp moeten verlaten. Zo kan de politie de kentekens afstrepen van de auto’s die vertrokken zijn. Er mag niemand in het dorp achterblijven. Dat is te gevaarlijk.

 

Als ik thuis ben, pak ik eerst mijn medicijnen. Ik neem volle doosjes mee, want je weet maar nooit hoe lang de evacuatie nog duurt. Ik heb geleerd. Dan stuif ik naar buiten en geef mijn plantjes water. Ik hoop ze levend terug te vinden als ik thuis kom.

Snel pak ik ook nog wat kleren, vouw ze op en stop ze zo kreukvrij mogelijk in een tas.

En dan is het half uur om en moet ik weer terug.

Op de weg naar Melick staat de politieagente die mijn kenteken heeft genoteerd. Ik zie hoe ze het nu weer doorstreept. Ze steekt even haar hand op en ik ook. Dat geeft me het gevoel dat we samen ons best doen om alles zo goed mogelijk te laten verlopen.

 

Ik breng een tweede nacht door in het lekkere logeerbed bij mijn vriendin. Donderdag is het opnieuw heerlijk lenteweer en na de lunch gaan we gezellig buiten zitten in de schaduw. Op deze manier is evacueren helemaal niet erg.

Mijn iPhone ligt constant naast me. Ik wil naar de radio kunnen luisteren, naar de Limburgse zender, om te horen wat de stand van zaken is. En ik wil apps en mails beantwoorden.

Terwijl ik lekker buiten zit, denk ik aan de mensen die in een sporthal op een veldbedje moeten slapen. Zij zijn opgevangen en dat is het belangrijkste, maar je slaapt daar niet echt lekker. En wat doe je daar de hele dag? Ook denk ik aan de oude mensen van het verpleeghuis waar mijn moeder tot voor kort woonde. Door de evacuatie zijn ze hun vertrouwde omgeving kwijt. Veel oude mensen kunnen dat niet verdragen en kunnen daardoor in de war raken. Gelukkig hebben ze hun vertrouwde verzorgers bij zich.

 

Die middag houdt burgemeester De Boer een persconferentie, die op de radio wordt uitgezonden. Ze laat weten dat iedereen naar huis mag. Het koolmonoxideniveau in de lucht is weer normaal. Mijn vriendin zegt dat ik nog wel moet blijven eten, ze heeft alles al klaar staan. Dat doe ik graag want aan haar is een kok verloren gegaan.

 

Als ik Herkenbosch in rijd rond zeven uur in de avond is de sfeer totaal anders dan de dag ervoor. De meeste mensen zijn thuis en ik zie lampen en televisies oplichten in de huizen.

Heerlijk om weer terug te zijn in mijn dorp en vooral in mijn huis.

 

De volgende morgen, vrijdag, lig ik in bed en voel ik plotseling alles onder en om mij heen trillen. Tegelijkertijd hoor ik een Chinook-helikopter over vliegen. Het trillen van mijn bed loopt gelijk met het denderende en stotende geluid van de helikopter. Als het geluid van het enorme apparaat minder wordt, nemen ook de trillingen langzaam af. 

De brand is geblust, maar het nablussen en het verzadigen van de bodem met water gaan nog steeds door. Dat geeft me een veilig gevoel.

Er zijn tweehonderd hectare bos en heide vernietigd in De Meinweg en ontelbare kleine dieren en insecten zijn gedood. De infrarood-drone laat het verbrande gebied zien, dat als een litteken tussen de bossen en heidevelden ligt.

 

Het waren heel spannende dagen. Ik was de controle kwijt, die moest ik uit handen geven en mij neerleggen bij wat er gebeurde. Ook moest ik de regels volgen die er werden gegeven, anders werd het chaos.

Er waren twee rampen tegelijk: een grote brand met een evacuatie en het risico op besmetting door het coronavirus. Op sommige momenten tijdens deze dagen wist ik even niet met welke ramp ik als eerste rekening moest houden.

Nu kan ik mij weer op één ramp richten, de coronacrisis.

En dat is meer dan genoeg.