Een kaarsje...
Of er iemand daarboven persoonlijk zit te kijken voor wie ik een kaarsje aansteek? Het zou mooi zijn. Maar nee, dat is me toch net iets te veel om te kunnen geloven. Degene zou gek worden van alle boodschappen vanaf deze aarde. Waarom doe ik het dan toch? En zo vaak? En meestal zonder dat degene voor wie ik het kaarsje opsteek het weet? Het heeft te maken met hoop. Hoop dat er ergens toch die iemand is die wij God noemen en dat die het allemaal wel zal komen fiksen, wat ook de reden tot het kaarsje is. Rijbewijs halen, examens, ziekte, en zoveel meer, ik steek een kaarsje aan. Ik hoop dat dingen goed komen. Ik hoop dat het helpt dat ik aan iemand denk.
Enkele maanden geleden kreeg ik van één van ‘mijn’ schrijfsters in het Toon Hermans Huis Sittard het verzoek haar op een bepaalde dag, op een bepaald tijdstip licht te sturen. Ik was volkomen onthutst. ‘Hoe werkt dat dan en wat doe ik dan voor je?’: mailde ik haar. Haar antwoord was magisch: Als ik aan haar denk, dan helpt dat. Ik dacht aan haar en stuurde haar het licht zoals zij me vroeg. In gedachten. Haar geloof ontroerde mij. Haar lef om te vragen ontroerde mij. Of ik denk dat het feitelijk helpt haar te genezen? Is dat relevant? Op datzelfde tijdstip stak ik een kaarsje voor haar aan. Mijn gebruikelijke manier van licht sturen, hoop houden en om steun vragen. Een kaarsje, altijd bedoelt voor een ander, helpt mij te geloven dat daar waar ik niet feitelijk iets kan doen, ik wel kan steunen door hoop en licht te ontvlammen. Dat troost mij dan weer. Soms helpt het ook om machteloosheid toe te geven. Vaak zijn we overgeleverd aan andere machten. Het licht ontsteken is voor mij ook een symbool van het uit handen geven. Aan wie of wat? Daar heb ik geen zekerheid over.
Het valt me op dat hoe ouder ik word, hoe vaker ik een kaarsje ontvlam vanwege zeer ernstige zaken. Komt het door mijn levensfase dat het meer op mijn pad komt? Komt het door mijn toenemend voelen dat niets vanzelfsprekend is? Steeds vaker geniet ik intens van kleine lieve gebaren van mensen om mij heen, maak ik me niet meer druk om degenen die er niet voor me zijn. Als je nog maar even te leven zou hebben, wat is dan belangrijk? Toen ik in mei dit jaar in het ziekenhuis in de gaten kreeg dat het wel eens heel fout af kon lopen vertelde ik het de directe mensen om me heen en belde de drie belangrijke die er niet bij konden zijn. Ik, die altijd dacht hele verhalen te moeten vertellen (en dat ook doe als ik de tijd heb, zoals u nu merkt), wist dat er maar één ding gezegd moest worden: ik houd van je! En ik wist zonder te vragen, dat zij voor mij een kaarsje opstaken. In de koestering van hun licht ging ik de spoedoperatie in. Als het mis was gegaan was ik met de kracht en warmte van hun liefde vertrokken. Toen ik wakker werd aan deze levende kant, was mijn hele wereld anders. Veel ballast verdween en wat bleef was het licht van al die kaarsjes: de hoop en de liefde.
© Esther van der Werf - 26 september 2016